Signaalverlichting
Signaallichten hebben een belangrijke veiligheidsfunctie. De verlichting geeft de vertraging en de richtingsverandering aan en maken het voertuig in het donker of bij slecht zicht beter herkenbaar voor andere weggebruikers. Op deze pagina leest u hoe signaallichten zijn opgebouwd en welke techniek er achter de nieuwe systemen zit. Bovendien vindt u hier de meest voorkomende uitvalsoorzaken voor signaallichten, tips voor de foutopsporing en verwijzingen naar belangrijke voorschriften.
Belangrijke veiligheidsinstructie
De volgende technische informatie en praktische tips zijn door HELLA ontwikkeld om garages bij hun werkzaamheden professioneel te ondersteunen. De op deze website beschikbare informatie mag alleen worden gebruikt door vakmensen die in de desbetreffende materie zijn opgeleid.
Signaallicht
Buitenlampen – vooraan, aan de zijkant of achteraan het voertuig aangebracht – geven weggebruikers informatie met hun signalen en zijn daarom van groot belang voor de verkeersveiligheid.
ASIGNIS® – Adaptief signaalsysteem
Tips voor werken met signaallichten
Signaallicht defect
Een defect signaallicht kan aan de volgende symptomen worden herkend:
- Enkelvoudige functies, zoals het remlicht, geven geen signalen. Dit leidt tot een verhoogd veiligheidsrisico, met name bij het rijden in het donker
- Controlelampje op het dashboard licht op (uitvalcontrole, indien aanwezig)
- Twee lichtfuncties lichten op, bijvoorbeeld knipper- en achterlicht
Signaallicht controleren
Als er een signaallicht uitvalt, zijn er altijd meerdere mogelijke oorzaken. Bij de foutopsporing moeten de volgende punten in acht worden genomen.
- De verlichtingsmiddelen controleren en eventueel vervangen
- Lamphouder controleren op corrosie en contactonderbrekingen
- Spanningsvoeding inclusief zekeringen controleren
- Stekkerverbinding op corrosie en mechanische schade controleren
- Bij voertuigen met pulsbreedtemodulatie de signalen met een oscilloscoop/diagnosetester controleren.
Signaallichtvoorschriften
Vanwege de omvang van de wettelijke regelingen worden hier alleen de belangrijkste voorschriften toegelicht. In de volgende regelingen bevatten alle relevante informatie over signaallichten, hun eigenschappen en toepassingen:
76/759/EEG, ECE-R6, StVZO § 54
Knipperlichten vooraan, achteraan en aan zijkant
76/758/EEG, ECE-R7, StVZO § 51 en 53
Positie- en achterlichten vooraan en achteraan
77/540/EEG, ECE-R77, StVZO § 51
Parkeerlichten voor en achter
ECE-R87
Dagrijlichten
77/539/EEG, ECE-R23, StVZO § 52
Achteruitrijlampen
76/758/EEG, ECE-R7, StVZO § 53
Remlichten
77/538/EEG, ECE-R38, StVZO § 53d
Mistachterlichten
76/760/EEG, ECE-R4, StVZO § 60
Kentekenplaatverlichting
ECE-R3
Reflectors
| Knipperlichten vooraan, achteraan en aan zijkant | |
| Aantal vooraan | Twee |
| Aantal achteraan | Twee of vier |
| Aantal aan zijkant (optioneel) | Eén per zijde |
| Kleur | Geel |
| In de hoogte | Geoorloofd tussen 350 mm en 1500 mm |
| In de breedte | Max. 400 mm van het uiterste punt van de carrosserie, minstens 600 mm uit elkaar |
| Aan de zijkant | Montagehoogte tussen 350 mm en 1500 mm en max. 1800 mm van de voorste voertuigomtrek |
| Elektrische schakeling | Een elektronisch waarschuwingsknipperlicht bestaat uit een klok die lampen via een relais inschakelt. Bovendien beschikt het over een controleschakeling die stroomafhankelijk werkt en die bij de uitval van een lamp de knipperfrequentie verandert. De frequentie van de knippersignalen ligt tussen 60 en 120 per minuut. Alle knipperlichten van een zijde moeten synchroon werken. |
| Inschakelcontrole | Groene controlelamp |
| Overige | Voor het onderhouden van de knipperinstallatie zijn er, afhankelijk van de eisen, diverse functiecontroles (enkel-circuit-, dubbel-circuit-controle) |
| Positielicht (personenwagen) vooraan | |
| Aantal | Twee of vier |
| Kleuren | Wit, bij gele hoofdkoplampen ook geel |
| Opbouw | De lay-out is dezelfde als bij de voorste knipperlichten. |
| Overige | Meer dan 1600 mm brede voertuigen en aanhangers hebben breedtelichten (vooraan) nodig. |
| Achterlichten | |
| Aantal | Twee of vier |
| Kleur | Rood |
| In de hoogte | Geoorloofd tussen 350 mm en 1500 mm |
| In de breedte | Max. 400 mm van het uiterste punt van de carrosserie, minstens 600 mm uit elkaar |
| Elektrische schakeling | Geen speciale voorschriften |
| Overige | Bij een dubbele functie (rem-, achterlicht) moet de lichtsterkteverhouding van de afzonderlijke functies minstens 5 tot 1 bedragen. |
| Mistachterlichten | |
| Aantal | Eén of twee |
| Kleur | Rood |
| In de hoogte | Geoorloofd tussen 250 mm en 1000 mm |
| In de breedte | De afstand tot het remlicht moet minstens 100 mm bedragen. |
| Elektrische schakeling | De mistachterlampen mogen alleen werken als het dimlicht, het grootlicht of de mistlampen zijn ingeschakeld. Ze moeten onafhankelijk van de mistlampen aan de voorzijde kunnen worden uitgeschakeld. |
| Inschakelcontrole | Geel, vóór 1981 toegelaten voertuigen ook groen |
| Overige | Het zichtbare lichtende vlak mag niet meer dan 140 cm2 bedragen. Het licht mag pas bij een zichtbaarheid van minder dan 50 m worden ingeschakeld. |
| Mistachterlichten | |
| Aantal | Eén of twee |
| Kleur | Rood |
| In de hoogte | Geoorloofd tussen 250 mm en 1000 mm |
| In de breedte | De afstand tot het remlicht moet minstens 100 mm bedragen. |
| Elektrische schakeling | De mistachterlampen mogen alleen werken als het dimlicht, het grootlicht of de mistlampen zijn ingeschakeld. Ze moeten onafhankelijk van de mistlampen aan de voorzijde kunnen worden uitgeschakeld. |
| Inschakelcontrole | Geel, vóór 1981 toegelaten voertuigen ook groen |
| Overige | Het zichtbare lichtende vlak mag niet meer dan 140 cm2 bedragen. Het licht mag pas bij een zichtbaarheid van minder dan 50 m worden ingeschakeld. |
| Kentekenplaatverlichting | |
| Aantal | Afhankelijk van de behoefte één tot twee lampen |
| Kleur | Wit |
| Opbouw | Geen speciale voorschriften |
| Elektrische schakeling | Geen speciale voorschriften |
| Inschakelcontrole | Geel, vóór 1981 toegelaten voertuigen ook groen |
| Overige | Het achterste kenteken moet zodanig worden verlicht dat het ook nog op een afstand van 25 m leesbaar is. De minimumlichtdichtheid op het totale vlak moet minstens 2,5 cd/m bedragen.2 bedragen. |
| Achteruitrijlichten | |
| Aantal | Eén of twee |
| Kleur | Wit |
| In de hoogte | 250 mm tot 1200 mm geoorloofd |
| In de breedte | Geen speciale voorschriften |
| Elektrische schakeling | De schakeling functioneert alleen bij ingeschakelde ontsteking en ingeschakelde achteruit versnelling. |
| Parkeerlichten | |
| Aantal | Volgens de behoefte twee vooraan en twee achteraan of aan elke zijde één |
| Kleur | Wit |
| In de hoogte | Geoorloofd tussen 350 mm en 1500 mm |
| In de breedte | Max. 400 mm van het uiterste punt van de carrosserie, minstens 600 mm uit elkaar |
| Elektrische schakeling | De parkeerlichten moeten ook werken zonder dat er andere lichten zijn ingeschakeld. |
| Inschakelcontrole | Geel, vóór 1981 toegelaten voertuigen ook groen |
| Overige | Over het algemeen wordt de functie van de parkeerlichten door de achterlichten overgenomen. |
| Zijmarkeringslichten | |
| Aantal | Volgens de voertuiglengte |
| Kleur | Geel |
| In de hoogte | Geoorloofd tussen 250 mm en 1500 mm |
| In de breedte | Max. 3000 mm van de voorste voertuigomtrek en max. 1000 mm van de achterste voertuigomtrek |
| Elektrische schakeling | Geen speciale voorschriften |
| Dagrijlichten | |
| Aantal | Twee vooraan |
| Kleur | Wit |
| In de hoogte | Geoorloofd tussen 250 mm en 1500 mm |
| In de breedte | Max. 400 mm van het uiterste punt van de carrosserie, minstens 600 mm uit elkaar |
| Elektrische schakeling | De dagrijlichten moeten automatisch worden uitgeschakeld wanneer de dimlichten worden ingeschakeld. |
Inbouwvoorschriften zijaanzicht
Inbouwvoorschriften achteraanzicht
Typekeuringnummers signaallampen
Voor verlichting in voertuigen bestaan nationale en internationale bouw- en bedrijfsvoorschriften, waarin terug te vinden is hoe de inrichtingen moeten worden gemaakt en getest. Voor signaallichten zijn er speciale goedkeuringstekens, die op het licht te vinden zijn.
Een voorbeeld
Op een lamp is het volgende te lezen: RS1 IAF 02 E1 Æ 31483:
- R staat voor achterlicht,
- S1 voor remlicht,
- IA voor reflector,
- F voor mistachterlicht, en 02 betekent, dat het voorschrift voor de tweede maal na het verschijnen veranderd is.
Deze merktekens zijn in het achterlicht geïntegreerd:
- Het merkteken E1 wijst erop dat het licht in Duitsland werd toegelaten.
- De pijl geeft de inbouwinrichting van het licht aan en wijst daarom steeds naar de voertuigbuitenzijde. Als er geen pijl aanwezig is, dan kan het licht achteraan rechts of links worden ingebouwd.
- Tenslotte volgt het vjifcijferige typetestnummer.
Hoe nuttig is dit artikel voor jou?
Succes
Succes
Succes
Succes
Fout
Please tell us what you did not like.
Thank you for your feedback!
Wrong Captcha
Something went wrong
Misschien bent u ook geïnteresseerd in


