Xenonkoplampen

De xenonkoplamp bestaat uit de gasontladingslamp, het xenonvoorschakelapparaat en het reflectie- of projectiesysteem. Bi-xenon betekent dat groot- en dimlicht door een projectiemodule gerealiseerd wordt. Dit heeft het voordeel dat alleen een voorschakelapparaat nodig is. Zo worden op een compacte installatieruimte twee lichtverdelingen met hoge lichtstroom gerealiseerd.

Door het gebruik van een beweeglijke afdekplaat kan mechanisch omgeschakeld worden tussen de lichtverdelingen voor het groot- en dimlicht. Daardoor zijn behalve de instelmechanica voor de plaat geen extra kosten voor een afzonderlijke koplamp met een eigen stuurelektronica nodig. Het grootlicht heeft bovendien een groter bereik en de kant van de weg wordt aanzienlijk beter verlicht.

Het stuurapparaat ontsteekt het edelgasmengsel in de lamp met een hoogspanningsimpuls van max. 30 kV (4e generatie). Hierdoor slaat er een vonk over tussen de elektroden van de lamp. Het stuurapparaat regelt de start van de lamp, waardoor de lamp snel zijn werkingsfase bereikt en zorgt er vervolgens voor dat het lampvermogen constant 35 W blijft.

Een gelijkstroomomvormer genereert uit het boordnet van het voertuig de benodigde spanningen voor de elektronica en de lamp. De brugschakeling levert een 300 Hz-wisselspanning om de xenonlampen te laten werken. Meerdere controle- en veiligheidscircuits zijn in het apparaat geïntegreerd.

Meerdere controle- en veiligheidscircuits zijn in het apparaat geïntegreerd.

Het systeem wordt binnen 0,2 seconden uitgeschakeld in geval van een:

• Ontbrekende of defecte lichtbron
• Beschadigde kabel of onderdeel van de lamp
• Verschilstroom (foutstroom) groter dan 30 mA, uitschakeltijd is kleiner naarmate de verschilstroom groter wordt

Ter bescherming van de voorschakelelektronica zorgt een telschakeling ervoor dat een defecte lamp slechts zeven keer wordt ontstoken. Daarna volgt de uitschakeling.

Als de kabelstekker tijdens gebruik wordt uitgetrokken, zijn de spanningsstekkers na < 0,5 seconden vrijwel spanningsvrij (< 34 V), zodat (ook bij niet in acht nemen van de waarschuwing) er geen direct gevaar door een stroomstoot bestaat.

• De verschillende versies voldoen aan diverse grenswaarden voor de elektromagnetische compatibiliteit.
• De belangrijkste verschillen tussen de 3e en 4e xenongeneratie zijn een ontstekingsmodule met of zonder metalen afscherming en de kabelgroep tussen voorschakel- en ontstekingsapparaat, die met of zonder afscherming is uitgevoerd.

In Europa mogen alleen complete xenonkoplampsystemen worden aangevuld. Ze bestaan uit een set goedgekeurde koplampen (bijvoorbeeld met het kenteken E1 op het koplampglas), een automatische lichthoogteregeling en een koplampreinigingsinstallatie (voorschrift volgens ECE-regelgeving R48 of in acht nemen van de nationale voorschriften)

Elke koplamp krijgt zijn goedkeuring samen met de lichtbron (halogeen of xenon) waarmee deze wordt gebruikt. Als de lichtbron wordt vervangen door een lichtbron zonder typegoedkeuring voor de koplamp, dan vervalt deze goedkeuring en dus ook de die van het gehele voertuig (§ 19 paragraaf 2 set 2 nr. 1 StVZO). Het rijden zonder goedkeuring leidt tot beperkingen van de verzekeringsbescherming (§ 5 paragraaf 1 nr. 3 KfzPflVV Verplichte aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen). Wie dergelijke verlichtingsapparaten zonder typegoedkeuring verkoopt, moet rekening houden met schadevergoedingseisen van de koper. Met het aanbieden van deze onderdelen neemt de verkoper namelijk niet alleen de garantie over die voor het voorziene doeleinde kan worden gebruikt, maar in bepaalde omstandigheden ook de schaderisico's, en dit in onbegrensde hoogte.